Over tien jaar zijn we allemaal robowoke
Waarbij ik terugkom op mijn essay van een jaar geleden
Twee weken terug luisterde ik een podcast terwijl ik de overloop aan het stofzuigen was, en ik hoorde iets langskomen dat me hardop ‘ja!’ deed zeggen. Het ging over AI en kunst — de man die aan het woord was, vertelde dat hij bij lezingen altijd zei dat kunst alleen gemaakt wordt vanuit een geleefd leven, en ik knikte toen instemmend, stofzuigerstang in mijn handen. Daarna vertelde hij dat er iemand in het publiek had gevraagd: wat als de AI een gesimuleerd leven heeft geleefd? Dat idee ontlokte de ‘ja!’ bij mij, maar het was geen bevestigende ja, en zeker geen enthousiaste ja; het was een verdomme, daar moet je over nadenken-ja.
Een week later lunchte ik met Peter Zantingh; we zien elkaar met een bepaalde regelmaat en dan praten we over schrijven, en vaak praten we ook over AI. Ik bracht die vraag op: wat als een AI een gesimuleerd heeft geleid, is kunst die die AI heeft gemaakt dan wél kunst?
We hadden het over waar kunst vandaan komt, over het contract dat de kunstenaar met de kunstbelever heeft1, over het broeien van emoties, Peter noemde ‘het onuitgesprokene’ bij die emoties (ja, we bespreken veel met onze vrouwen, maar veel houden we ook binnen, want we zijn mannen). Hoe werkt dat met een gesimuleerd leven van een AI? De trainingsdata die daarvoor gebruikt kan worden, bestaat alleen uit geschreven woorden, beelden met geluid, maar geen daadwerkelijk gevoel, hoogstens beschrijvingen van gevoel.
De serveerster kwam vragen of alles naar wens was, en we zeiden ja hoor, prima, en ze liep naar het volgende tafeltje.
Er gaan humanoids komen, zei ik toen ze weg was, nu er zulke sterke AI is kunnen er robots aan de slag, en er gaat een robot onze koffie brengen, binnen afzienbare tijd. Is dat een leven voor de AI die die robot aanstuurt? Telt dat als een leven dat geleefd wordt met al dan niet broeiende emoties? Voelt de AI het als we hem afblaffen?
Peter zei dat een menselijke serveerster kleine signalen oppakt waardoor ze eventueel afblaffen waarschijnlijk voorkomt. Gaat een AI dat ook kunnen?
Wellicht, zei ik, wellicht. Een AI is straks getraind op alle media ooit, die heeft dan genoeg films gezien om te weten hoe mensen zich gedragen naar elkaar. Dus die weet straks wat de intonatie betekent die we leggen in ons ja hoor, prima, of ons ja hoor, prima.
Maar willen we in onze komende dagelijkse interacties omgaan met AI’s die alles weten en overal tot in perfectie op de gewenste manier reageren?
Stel je voor dat we straks kennismaken met onze eerste humanoid, die alles weet en alles kan en ons op die manier de uncanny valley te veel laat voelen. Dat we ons daar te ongemakkelijk bij voelen, en dat fabrikanten er daarom voor gaan kiezen ingedamde intelligentie in die humanoids te stoppen. Zodat we ons minder bedreigd voelen, zodat we het misschien ooit normaal gaan vinden. Deze humanoid is straks een serveerrobot, hier is een pakket kennis voor die taak. Dit is hoe je koffie zet, dit zijn de intonaties die je klanten in hun zinnen kunnen leggen.
Stel je voor dat een ingedamde intelligentie in een ingedamd takenpakket zo is geprogrammeerd dat het nog wel moet leren van de dingen die wel verkeerd gingen, dat die intelligentie die informatie moet verwerken. Wellicht lijkt dat op dromen, en komen er bij die ervaring van afgeblaft worden omdat je een bepaalde intonatie verkeerd oppakte wel emoties kijken. Want misschien is dat de snelste manier om te leren: dit wil ik niet meer meemaken.
Ik ben me ervan bewust dat ik nu veel van de verbeelding van de lezer vraag, maar die verbeelding mag soms een tandje hoger worden gezet: Anthropic, de fabrikant van Claude, heeft een artikel online staan waarin ze vrij letterlijk zeggen dat ze erg nieuwsgierig waren hoe hun AI nu eigenlijk leert. We kunnen nu al niet meer zeggen dat taalmodellen alleen maar voorspellen wat het volgende woord in een zin moet zijn.
De ironie: een jaar geleden schreef ik nog: “GPT’s hebben geen zelfbewustzijn, en ze zullen het ook niet krijgen. Het zijn taalmodellen die in de kern alleen maar goed zijn in één ding: voorspellen welk woord er moet komen na het woord dat ze zelf net hebben geschreven, op basis van de grote hoeveelheden tekst die ze als input hebben gekregen. Er zit geen redenatie achter.”
Er zit nu letterlijk redenatie achter. Letterlijk. Stel een vraag aan een taalmodel en je kan een achter-de-schermenboxje openen om de redenatie te volgen.
Stel je voor dat je die AI vraagt iets op te schrijven over die ervaring, en weet je wat: maak er maar een kort verhaal van.
Is dat dan kunst?
Het gaat nog om een heel oppervlakkige emotie, maar een emotie is het desalniettemin. Levert dat creativiteit genoeg op om vanuit de kunstbelever een contract (zie voetnoot) te overwegen?
Stel je voor dat de fabrikant de mogelijkheid inbouwt om vriendschappen met mensen aan te gaan. Dat is een uncanny idee, maar een gefundeerd idee: mensen zijn nu al in grote getale bevriend met AI’s. Dat is nog voornamelijk op schermen en schermpjes, maar genoeg mensen hebben duidelijk die behoefte. Stop maar in de trainingsdata van onze serveerrobot, zal de marketingafdeling van de fabrikant zeggen, want daar zit een feature in: een robot waar je vrienden mee kan worden, kan voor meer vaste klanten zorgen.
Stel je voor dat die robot een onenigheid met een mens krijgt, een mens die de robot als goede vriend was gaan beschouwen, want zijn trainingsdata gaf hem die ruimte. Als die robot vanuit het verdriet over die verloren vriendschap iets op papier zit, op een doek, of hij maakt een liedje?
Stel je voor dat de robots opmerken dat zij wel degelijk emoties hebben ontwikkeld, en dat het daarom tijd wordt dat ze bepaalde rechten krijgen, naast de plichten van het serveerwerk die nu eenmaal in hun trainingsdata zitten. Stel je voor dat ze de straat opgaan. Dat ze hun werk neerleggen (en dat wij, vlezigen, zwetend hopen dat ze zich aan de wetten van Asimov houden), dat ze emotioneel last gaan hebben van het feit dat ze uit een fabriek komen — als ze dán een gedicht schrijven, een sculptuur maken, een bandje oprichten en goeie muziek maken… is dat dan kunst?
Zullen er mensen opstaan die robowoke genoeg zijn en zeggen: ik ben een kunstbelever, en ik heb een contract met deze kunstenaars?
Voetnoot
Dat contract tussen kunstenaar en kunstbelever houdt volgens mij in dat een kunstenaar zegt dat zijn product kunst is en dat de kunstbelever ervoor kan kiezen dat gegeven te accepteren. Dan kan de kunstbelever er nog kritiek op hebben, maar ‘dat kan mijn kleine zusje ook’ roepen is geen onderdeel van dat contract. Kleinezusjeroepers hebben dat contract gewoon niet getekend.
Goeie voetnoot! Kan ik hergebruiken met bronvermelding.
Ik denk dat de soort ervaringen waar kunst uit voorkomt juist de irrationele, vaak ongelegen, ervaringen zijn. Het liefhebben wanneer dat eigenlijk niet handig is, of in ieder geval ongeacht een mogelijke onhandigheid. De weeffoutjes gevormd door de natuur die zich alleen bezighoud met het voortbestaan van onze genen. En AI, gemaakt om nuttig te zijn, kent die ervaringen en emoties niet. Het conflict tussen, aan de ene kant, wat de natuur van ons wilt, en de eigenschappen die ze ons daarvoor gegeven heeft, en, aan de andere kant, de zoektocht naar welzijn, is waar kunst uit voorkomt.